Klik rechts van de stip in de navigatiebalk hierboven muziek aan / uit

Op. 19 no. 3

Schön sind, doch kalt die Himmelssterne

Tekst: Adolf Friedrich, Graf von Schack

Schön sind, doch kalt die Himmelssterne,
Die Gaben karg, die sie verleihn;
Für einen deiner Blicke gerne
Hin geb' ich ihren goldnen Schein.

Getrennt, so daß wir ewig darben,
Nur führen sie im Jahreslauf
Den Herbst mit seinen Ährengarben,
Des Frühlings Blütenpracht herauf.

Doch deine Augen -- o, der Segen
Des ganzen Jahres quillt überreich
Aus ihnen stets als milder Regen,
Die Blüte und Frucht zugleich!

De sterren zijn mooi, maar koud als steen

.

De sterren zijn mooi, maar koud als steen,
De gaven karig, die zij vergeven;
Voor een blik van jou zou ik meteen
Hun gouden schijnsel prijsgeven.

Afzonderlijk, zodat we altijd hongerig zijn,
Brengen zij in de loop van het jaar
De lente met zijn bloemenfestijn,
De herfst met zijn gele korenaar.

[ . . . ]

De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.