Etudes Latines

Néère

Tekst: Charles-Marie-René Leconte de Lisle

II me faut retourner aux anciennes amours:
L’Immortel qui naquit de la Vierge Thébaine,
Et les Jeunes Désirs et leur Mère inhumaine
Me commandent d’aimer toujours.

 

Blanche comme un beau marbre, avec ses roses joues,
Je brûle pour Néère aux yeux pleins de langueur;
Venus se précipite et consume mon cœur:
Tu ris, ô Néère, et te joues!

 

Pour appaiser les Dieux et pour finir mes maux,
D’un vin mûri deux ans versez vos coupes pleines;
Et sur l’autel rougi du sang pur des agneaux
Posez l’encens et les verveines.

 

xx

Neaira

xx

Ik moet terug naar de liefdes van weleer:
de Onsterfelijke, geboren uit de Thebaanse Maagd,
en de Jeugdige Verlangens met hun wrede Moeder,
die mij steeds opnieuw bevelen lief te hebben.

Het is Neaira, wit als warmer, met haar vaalroze wangen
en ogen vol loomheid die ik vurig verlang;
maar Venus snelt nabij en schroeit mijn hart:
jij lacht, o Neaira, en hebt schik!

[ . . . ]

De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.