L‘homme, l‘homme, l‘homme armé,
l‘homme armé,
l‘homme armé doit on douter,
doit on douter?
On a fait partout crier,
Que chacun se viegne armer
D‘un haubregon de fer.
De man, de man, de gewapende man,
De gewapende man
De gewapende man moet men vrezen,
moet men hem niet vrezen?
Overal wordt geroepen,
Dat iedereen zich moet wapenen
Met een maliënkolder.