Cuando yo muero
quiero tus manos en mis ojos:
quiero la luz y
el trigo de tus manos amadas
pasar una vez más
sobre mí su frescura:
sentir la suavidad
que cambió mi destino.
Quiero que vivas mientras yo,
dormido, te espero,
quiero que tus oídos sigan
oyendo el viento,
que huelas el aroma del mar
que amamos juntos
y que sigas pisando
la arena que pisamos.
Quiero que lo que amo siga vivo
y a ti te amé y
canté sobre todas las cosas,
por eso sigue tú floreciendo florida,
para que alcances todo lo
que mi amor te ordena,
para que se pasee mi sombra
por tu pelo,
para que así conozcan
la razón de mi canto.
Wanneer ik sterf
wil ik jouw handen over mijn ogen:
wil ik dat het licht en
het graan van jouw geliefde handen
nog één maal over mij
hun frisheid laten gaan:
de zachtheid voelen
die mijn lot veranderde.
Ik wil dat jij leeft terwijl ik,
slapend, op je wacht,
ik wil dat jouw oren doorgaan
met de wind te horen,
dat je de geur ruikt van de zee
waar wij samen van hielden
en dat je verder wandelt
op het strand waar wij wandelden.
Ik wil dat waar ik van houd blijft leven
en jij die ik beminde en bezong
boven al het andere,
blijf daarom bloesemen, blijf bloeien,
zodat je alles wat mijn liefde jou toewenst
kunt voelen,
zodat mijn schaduw
over jouw haar valt,
zodat iedereen
de reden voor mijn lied kent.