Mentr’io mirava fiso
de la mia donna gl’occh’ardenti e belli,
due vaghi spiritelli
fiammeggiando n’uscir a l’improviso,
e leggiadretti e snelli,
facendo mille scherz’e mille giri,
mille fughe d’intorno
e mille aguati dentr’al sen adorno,
mi trassero dal cor mille sospiri,
onde con dolc’ed amorosi lai,
pietà, pietà, gridai.
Terwijl ik keek
in de mooie, gloeiende ogen van mijn vrouwe,
sprongen er plotseling twee kleine toverfeeën
uit vandaan, een en al vuur,
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.
Voor het gehele Boek Madrigalen II,
klik hier voor de voorwaarden.