Dolcemente dormiva la mia Clori
e intorn’al suo bel volto
givan scherzand’i pargolett’amori.
Mirav’io da me tolto,
con gran diletto lei,
quando dir mi sentei: stolto, che fai?
tempo perduto non s’acquista mai.
Allor io mi chinai così pian piano
e baciandole il viso,
provai quanta dolcezz’ha il paradiso.
Zacht sliep mijn Chloris
terwijl Cupidootjes dansten en speelden
rond haar mooie gezicht.
Buiten mijzelf van vreugde
keek ik naar haar,
tot ik deze woorden hoorde: dwaas, wat doe je?
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.
Voor het gehele Boek Madrigalen II,
klik hier voor de voorwaarden.