La bocca onde l’asprissime parole
solean uscir ch’ir mi facean dolente
vie più di quante mai fur sotto il sole,
or nutre l’alma mia soavemente
d’odor di fresche rose e di viole,
cui cede ogn’altro che l’Arabia sente
e d’ambrosia e di nettare si pasce,
ché tra le perl’e i bei rubini nasce.
De mond die gewoon was de bitterste woorden
te uiten, waardoor ik zoveel verdriet leed,
het grootste verdriet ooit onder de zon geleden,
verwent nu teder mijn ziel
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.
Voor het gehele Boek Madrigalen II,
klik hier voor de voorwaarden.