Great God, and just! how can'st thou see,
Dear God, our misery,
And not in mercy set us free?
Poor, miserable man! how wert thou born,
Weak as the dewy jewels of the morn,
Wrapp'd up in tender dust,
Guarded with sins and lust,
Who, like court flatterers, wait
To serve themselves in thy unhappy fate!
Wealth is a snare, and poverty brings in
Inlets for theft, paving the way for sin;
Each perfum'd vanity doth gently breathe
Sin in thy soul, and whispers it to death.
Our faults like ulcerated sores do go
O'er the sound flesh and do corrupt that too.
Lord, we are sick, spotted with sin,
Thick as a crusty leper's skin;
Like Naaman, bid us wash, yet let it be
In streams of blood that flow from thee.
Grote rechtvaardige God! hoe kunt u,
goede God, onze ellende aanzien,
en ons niet in genade bevrijden?
Arme, ellendige mens! hoe ben je geboren,
zwak als de paarlen van het ochtenddauw,
gewikkeld in tere stof,
beladen met zonde en wellust,
die, als mooipraters aan het hof, wachten
om te kunnen profiteren van uw ongelukkige lot!
Rijkdom is een valstrik en armoede zet aan
tot diefstal, de weg banend voor de zonde;
elk zweempje ijdelheid ademt zachtjes
zonde in uw ziel, en fluistert het ter dood.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.
Webontwerp en vertalingen: Bert Nieuwenhuize © (tenzij anders vermeld) Geen publicatie of gebruik zonder toestemming.
xx
Neem contact op via de link bovenaan de pagina's. Vermeld waarvoor u de tekst wilt gebruiken, deze zal u dan per ommegaande worden toegestuurd.
Bij publicatie dient u naam en bron te vermelden. Publicatie voor commerciële doeleinden is niet toegestaan.
