Heil jenem Tag, der dich geboren,
heil ihm, da ich zuerst dich sah!
In deiner Augen Glanz verloren
steh' ich, ein sel'ger Träumer, da.
Mir scheint der Himmel aufzugehn,
den ich von ferne nur geahnt,
und eine Sonne darf ich sehn,
daran die Sehnsucht nur gemahnt.
Wie schön mein Bild in diesem Blicke!
In diesem Blick mein Glück wie groß!
Und flehend ruf' ich zum Geschicke:
O weile, weile, wandellos!
Gezegend de dag dat je werd geboren,
heil de dag, dat ik je ben tegengekomen!
In de glans van je ogen verloren,
sta ik in een heerlijkheid van dromen.
Er lijkt een hemel voor me open te gaan,
waarvan ik het bestaan slechts heb vermoed,
en ik mag in het licht van een zon staan,
die ik in verlangen slechts heb bevroed.
Hoe mooi is mijn weerspiegeling in jouw ogen!
In jouw blikken is mijn geluk zo zoet!
En ik smeek mijn lot om mededogen:
"O blijf, blijf, voorgoed!"