Klik rechts van de stip in de navigatiebalk hierboven muziek aan / uit

Path of Miracles

2. Burgos

xx

Here is the first great church on the camino, at Burgos. Life on the path is hard, with cheating and danger everywhere. Still, the stories of miracles on the road sustain, and the wonders ascribed to the relics of St. James are recounted. We are warned of the trickster-like behaviour of the devil in a ghoulish ragtime witches’ dance: “Sometimes the Saint takes the form of a pilgrim, sometimes the devil the form of a saint.”

 

 

 

Innkeepers cheat us, the English steal,
The devil waits at the side of the road.
We trust in words and remnants, prayers and bones.

 

We know that the world is a lesson,
As the carved apostles in the Puerta Alta
Dividing the damned and the saved are a lesson.
We beat our hands against the walls of heaven.

 

St. Julian of Cuenca, Santa Casilda, pray for us.

 

Remember the pilgrim robbed in Pamplona,
Cheated of silver the night his wife died;
Remember the son of the German pilgrim
Hanged as a thief at the gates of the town,
Hanged at the word of an innkeeper’s daughter.

 

Innkeepers cheat us, the English steal,
The devil waits at the side of the road.
We trust in words and remnants, prayers and bones.

 

Santiago Peregrino:
His arm is in England, his jaw in Italy
And yet he works wonders.
The widower, the boy on the gallows –
He did not fail them.

 

One given a horse on the road by a stranger,
One kept alive for twenty-six days,
Unhurt on a gallows for twenty-six days.

 

His jaw is in Italy, yet he speaks.
The widower robbed in Pamplona:
Told by the Saint how the thief
Fell from the roof of a house to his death.
His arm is in England, yet the boy,
The pilgrim’s son they hanged in Toulouse,
Was borne on the gallows for twenty-six days
And called to his father: Do not mourn,
For all this time the Saint has been with me.
O beate Jacobe.

 

Innkeepers cheat us, the English steal.
We are sick of body, worthy of hell.

 

The apostles in the Puerta Alta
Have seen a thousand wonders;
The stone floor is worn with tears,
With ecstasies and lamentations.
We beat our hands against the walls of heaven.

 

Santiago Peregrino:
The devil waits in a turn in the wind,
In a closing door, in an empty room.
A voice at night, a waking dream.

 

Traveller, be wary of strangers,
Sometimes the Saint takes the form of a pilgrim,
Sometimes the devil the form of a saint.
Pray to the Saints and the Virgen del Camino,
To save you as she saved the man from Lyon
Who was tricked on the road by the deceiver,
Tricked by the devil in the form of St. James,
And who killed himself from fear of hell;

 

The devil cried out and claimed his soul.
Weeping, his companions prayed.
Saint and Virgin heard the prayer
And turned his wound into a scar;
From mercy they gave the dead man life.

 

Innkeepers cheat us, the English steal;
We are sick of body, worthy of hell.
We beat our hands against the walls of heaven
And are not heard.
We pray for miracles and are given stories;
Bread, and are given stones.
We write our sins on parchment
To cast upon his shrine
In hope they will burn.

 

We pray to St. Julian of Cuenca,
To St. Amaro the Pilgrim,
To Santa Casilda,
To San Millan and the Virgin of the Road.
We pray to Santiago.

 

We know that the world is a lesson
As the carved apostles in the Puerta Alta
Dividing the damned and the saved are a lesson.
We pray the watching saints will help us learn.
Ora pro nobis, Jacobe, a finibus terrae ad te clamavi.
(From the end of the earth I cry to you.)

 

xx

Burgos

xx

Hier is de eerste grote kerk op de camino, bij Burgos. Het leven op het pad is zwaar, met bedrog en gevaar alom. Toch blijven de verhalen over wonderen onderweg in stand, en de wonderen toegeschreven aan de relieken van St. Jacobus worden steeds weer verteld. We worden gewaarschuwd voor het bedrieglijke gedrag van de duivel in een demonische ragtime heksendans: “Soms neemt de heilige de gedaante aan van een pelgrim, soms de duivel de gedaante van een heilige.”

 

Herbergiers bedriegen ons, de Engelsen stelen,
de duivel loert aan de kant van de weg.
Wij vertrouwen op woorden en relicten, gebeden en beenderen.

 

We weten dat het bestaan een les is,
zoals de gebeeldhouwde apostelen in het Puerta Alta
die de verdoemden van de zaligen scheiden een les zijn.
Wij slaan met onze vuisten tegen de muren van de hemel.

 

St. Julian van Cuenca, St. Casilda, bid voor ons.

 

Denk aan de pelgrim beroofd in Pamplona,
zijn  zilver afhandig gemaakt in de nacht dat zijn vrouw stierf;
Denk aan de zoon van de Duitse pelgrim
opgehangen als een dief aan de poorten van de stad,
opgehangen aan het woord van de dochter van een herbergier.

 

Herbergiers bedriegen ons, de Engelsen stelen,
de duivel loert aan de kant van de weg.
Wij vertrouwen op woorden en relicten, gebeden en psalmen.

 

Santiago Peregrino:
Zijn arm is in Engeland, zijn kaak in Italië
en toch bewerkt hij wonderen.
De weduwnaar, de jongen aan de galg -
hij liet ze niet in de steek.

 

Iemand kreeg een paard op de weg van een onbekende,
iemand bleef zesentwintig dagen leven,
zesentwintig dagen ongedeerd aan de galg.

 

Zijn kaak is in Italië, toch spreekt hij.
De weduwnaar beroofd in Pamplona:
zo vertelde de heilige hoe de dief
van het dak van een huis doodviel.
Zijn arm is in Engeland, maar de jongen,
zoon van de pelgrim, hebben ze opgehangen in Toulouse,
hing aan zesentwintig dagen de galg
en riep tegen zijn vader: Niet treuren,
want al die tijd is de heilige bij mij geweest.
O beate Jacobe.

 

Herbergiers bedriegen ons, de Engelsen stelen.
We zijn ziek van lichaam,  de hel waardig.

 

De apostelen in de Puerta Alta
hebben duizend wonderen gezien;
het plaveisel is ingesleten met tranen,
met extase en klaagzangen.
Wij slaan met onze handen tegen de muren van de hemel.

 

Santiago Peregrino:
De duivel wacht in een bocht in de wind,
achter een sluitende deur, in een lege ruimte.
Een stem in de nacht, een dagdroom.

 

Reiziger, wees op je hoede voor vreemden,
soms neemt de Heilige de gedaante van een pelgrim aan,
Soms is duivel de gedaante van een heilige.
Bid tot de heiligen en de Maagd del Camino,
om u bij te staan zoals ze de man uit Lyon bijstond
die er op de weg werd ingeluisd door de bedrieger,
bedrogen door de duivel in de gedaante van St. Jacobus,
en die zelfmoord pleegde uit angst voor de hel;

 

De duivel ging tekeer en eiste zijn ziel op.
Huilend baden zijn metgezellen.
Heilge en Maagd hoorden het gebed
ev veranderden zijn wond in een litteken;
uit genade schonken ze de dode het leven.

 

Herbergiers bedriegen ons, de Engelsen stelen;
We zijn ziek van het lichaam, de hel waardig.
We slaan met onze vuisten tegen de muren van de hemel
en worden niet gehoord.
We bidden om wonderen en krijgen verhaaltjes;
brood, en krijgen stenen.
We schrijven onze zonden op perkament
om op zijn schrijn te werpen
in de hoop dat ze zullen verbranden.

 

We bidden tot St. Julian van Cuenca,
tot St. Amaro de Pelgrim,
tot de heilige Casilda,
tot San Millan en de Maagd van de Weg.
We bidden tot Santiago.

 

We weten dat het bestaan een les is,
zoals de gebeeldhouwde apostelen in het Puerta Alta
die de verdoemden van de zaligen scheiden een les zijn.
Wij bidden dat de beschermheiligen ons helpen om te leren.
Ora pro nobis, Jacobe, een finibus Terrae advertentie te clamavi.
(Vanaf het einde van de aarde roep ik u aan.)

 

 

De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.