The third movement finds us deep in the heart of the journey. There is fatigue, but also the very special sense of wonder that comes with this spiritual journey. The music could be a stand-in for a lux aeterna, beginning with an aura of light (Li soleus) that nuances the otherwise bone-weary fatigue of the journey; the movement leads again to an exchange of stories of miracles, a chanted blessing, and a final rest “as at the heart of a sun that dazzles and does not burn.”
(Li soleus qui en moi luist est mes deduis,
Et Dieus est mon conduis.)
We have walked in Jakobsland:
Over river and sheep track,
By hospice and hermit’s cave.
We sleep on the earth and dream of the road,
We wake to the road and we walk.
Wind from the hills dry as the road,
Sun overhead, too bright for the eye.
Li soleus qui en moi luist est mes deduis,
Et Dieus est mon conduis.
Rumours of grace on the road, of wonders:
The miracles of Villasirga, the Virgin in the apple tree.
The Apostle on horseback – a journey of days in one night.
God knows we have walked in Jakobsland:
Through the Gothic Fields, from Castrogeriz to Calzadilla,
Calzadilla to Sahagun, each day the same road, the same sun.
(Quam dilecta tabernacula tua, Dominum virtutem.)
Here is a miracle. That we are here is a miracle.
Here daylight gives an image of the heaven promised by His love.
(Beate, qui habitant in domo tua, Domine;
In saecula saeculorum laudabant te.)
We pause, as at the heart of a sun that dazzles and does not burn.
In het derde deel zijn we precies op de helft van de reis. Er is vermoeidheid, maar ook het speciale gevoel van verwondering die gepaard gaat met deze spirituele reis. De muziek zou een plaatsvervanger voor een lux aeterna kunnen zijn, te beginnen met een aura van licht (Li soleus) dat aan de andere kant de zware vermoeidheid van de reis accentueert; het deel leidt weer tot een uitwisseling van verhalen over wonderen, een gezongen zegen, en een laatste rust “als in het hart van een zon die verblindt maar niet verzengt.”
(De zon die in mij schijnt is mijn vreugde,
en God is mijn gids.)
We hebben gewandeld in Jakobsland:
langs rivier en schapenspoor,
langs rustoord en kluizenaarsgrot.
We slapen op de grond en de dromen van de weg,
we worden wakker bij de weg en gaan lopen.
Wind uit de heuvels, droog als de weg,
zon op ons hoofd, te fel aan de ogen.
Li Soleus qui en moi luist est mes deduis,
Et Dieus est ma conduis.
Geruchten over genade op de weg, over wonderen:
de wonderen van Villasirga, de Maagd in de appelboom.
De apostel te paard - een reis van dagen in één nacht.
God weet dat we in Jakobsland hebben gelopen:
Door de gotische velden, van Castrogeriz naar Calzadilla,
van Calzadilla naar Sahagun, elke dag dezelfde weg, dezelfde zon.
(Hoe heerlijk zijn Uw woningen, o Heer der heerscharen.)
Dit is een wonder. Dat we hier zijn is al een wonder.
Hier geeft het daglicht een beeld van de hemel zoals door Zijn liefde beloofd.
(Zalig zijn zij die in uw huis wonen, Heer;
zij zullen U eeuwig loven.)
We rusten, als in het hart van een zon die verblindt maar niet verzengt.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.