(Klaagliederen 1: 3-5; Hosea 14:1)
1:3. GHIMEL.
Migravit Juda propter afflictionem
ac multitudinem servitutis,
habitavit inter gentes,
nec invenit requiem.
naar: Nieuwe Bijbelvertaling, Willibrordbijbel
1:3. GHIMEL.
De stam Juda is verbannen na een tijd van nood
en zware onderdrukking;
zij zit neer te midden van de volken,
maar vindt geen rust:
1:4. DALETH.
Omnes persecutores eius apprehenderunt
eam inter angustias:
[Viae Sion]2 Lugent,
eo quod non sint
qui veniant ad solemnitatem.
Omnes portae eius destructae,
sacerdotes eius gementes,
virgines eius squalidae,
et ipsa oppressa amaritudine.
1:4. DALETH.
Haar vervolgers belagen haar overal
en drijven haar in het nauw.
[De wegen naar Jeruzalem] zijn troosteloos,
want niemand is meer op weg
naar de tempelfeesten.
Haar poorten liggen in puin,
haar priesters weeklagen,
haar meisjes dragen rouwkleren.
En zijzelf: bitter is haar lot.
1:6. HETH.
Facti sunt hostes eius in capite,
inimici illius locupletati sunt;
quia Dominus locutus est super eam propter
multitudinem iniqutatum eius:
parvuli eius ducti sunt captivi
ante faciem tribulantis.
Jerusalem, Jerusalem,
convertere ad Dominum Deum tuum.1
1:6. HETH.
Haar vijanden zijn heer en meester,
zo zeker van zichzelf.
De Heer heeft haar dit aangedaan
om haar vele overtredingen.
Haar kinderen zijn gevangen weggevoerd,
voor de vijand uit.
Jeruzalem, Jeruzalem,
keer terug tot de Heer uw God.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.
1. toevoeging door Tallis
2. deze woorden ontbreken (abusievelijk / expres?) in de partituur.