In solitaria stanza
Langue per doglia atroce;
Il labbro è senza voce,
Senza respiro il sen,
Come in deserta aiuola,
Che di rugiade è priva,
Sotto alla vampa estiva
Molle narcisso svien.
Io, dall'affanno oppresso,
Corro per vie rimote
E grido in suon che puote
Le rupi intenerir
Salvate, o Dei pietosi,
Quella beltà celeste;
Voi forse non sapreste
Un'altra Irene ordir.
In een verlaten kamer
kwijnt zij weg in vreselijke pijn;
De lippen zonder stem,
zonder adem haar borst,
Als in een vervallen bloembed,
door dauw verlaten;
een slappe narcis verwelkt
in de zomerhitte.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.