“Laróv,” amár gag la’shama’im,
“Hamerchák shebeynéynu hu ad;
Ach lifnéy zman alu lechán shna’im,
Uveynéynu nishár sentiméter echád.”
"Meestal", zei het dak tegen de hemel,
"is de afstand tussen jou en mij oneindig:
Maar zojuist kwam hier een stelletje,
en er was nog maar één centimeter tussen ons"