Beati quorum remissae sunt iniquitates,
et quorom tecta sunt peccata.
Beatus vir cui non imputavit Dominus peccatum,
nec est in spiritu eius dolus.
Quoniam tacui, inveteraverunt ossa mea,
dum clamarem tota die.
Quoniam die ac nocte gravata est super me manus tua;
conversus sum in aerumna mea, dum configitur spina.
Delictum meum cognitum tibi feci,
et iniustitiam meam non abscondi.
Dixi: confitebor adversum me iniustitiam meam Domino;
et tu remisisti impietatem peccati mei.
Pro hac orabit ad te omnis sanctus
in tempore opportuno.
Verumtamen in diluvio aquarum multarum,
ad eum non approximabunt.
Tu es refugium meum a tribulatione quae circumdedit me;
exsultatio mea erue me a circumdantibus me.
Intellectum tibi dabo, et instruam te in via hac qua gradieris;
firmabo super te oculos meos.
Nolite fieri sicut equus et mulus, in quibus non est intellectus.
In camo et freno maxillas eorum constringe,
qui non approximant ad te.
Multa flagella peccatoris;
sperantem autem in Domino misericordia circumdabit.
Laetamini in Domino, et exsultate, iusti;
et gloriamini, omnes recti corde.
Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio, et nunc et semper,
et in saecula saeculorum. Amen.
Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven,
wiens zonde bedekt is.
Welgelukzalig is de mens, dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent,
en in wiens geest geen bedrog is.
Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd,
in mijn brullen den gansen dag.
Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij;
mijn sap werd veranderd in zomerdroogten.
Mijn zonde maakte ik U bekend,
en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet.
Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den Heere;
en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.
Hierom zal U ieder heilige aanbidden
in vindenstijd;
ja, in een overloop van grote wateren
zullen zij hem niet aanraken.
Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid;
Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding.
Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult;
Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.
Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit,
opdat het tot u niet genake.
De goddeloze heeft veel smarten,
maar die op den Heere vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.
Verblijdt u in den Heere, en verheugt u, gij rechtvaardigen!
en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!
Glorie aan de Vader, en aan de Zoon, en aan de Heilige Geest.
Zoals het was in den beginne, en nu,
en tot in alle eeuwigheid! Amen.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.