Domine, exaudi orationem meam, et clamor meus ad te veniat.
Non avertas faciem tuam a me;
in quacunque die tribulor, inclina ad me aurem tuam;
in quacunque die invocavero te, velociter exaudi me.
Quia defecerunt sicut fumus dies mei,
et ossa mea sicut cremium aruerunt.
Percussus sum ut foenum, et aruit cor meum,
quia oblitus sum comedere panem meum.
A voce gemitus mei adhaesit os meum carni meae.
Similis factus sum pellicano solitudinis;
factus sum sicut nycticorax in domicilio.
Vigilavi, et factus sum sicut passer solitarius in tecto.
Tota die exprobrabant mihi inimici mei,
et qui laudabant me adversum me iurabant;
quia cinerem tanquam panem manducabam,
et poculum meum cum fletu miscebam;
a facie irae indignationis tuae,
quia elevans allisisti me.
Dies mei sicut umbra declinaverunt,
et ego sicut foenum arui.
Tu autem, Domine, in aeternum permanes,
et memoriale tuum in generationem et generationem.
Tu exsurgens misereberis Sion,
quia tempus miserendi eius, quia venit tempus;
quoniam placuerunt servis tuis lapides eius,
et terrae eius miserebuntur.
Et timebunt gentes nomen tuum, Domine,
et omnes reges terrae gloriam tuam;
quia aedificavit Dominus Sion
et videbitur in gloria sua.
Respexit in orationem humilium,
et non sprevit preces eorum.
Scribantur haec in generatione altera,
et populus qui creabitur laudabit Dominum.
Quia prospexit de excelso sancto suo,
Dominus de caelo in terram aspexit;
ut audiret gemitus compeditorum,
ut solveret filios interemptorum;
ut annuntient Sion nomen Domini, et laudem eius in Jerusalem,
in conveniendo populos in unum,
et reges ut serviant Domino.
Respondit ei in via virtutis suae:
paucitatem dierum meorum nuntia mihi.
Ne revoces me in dimidio dierum meorum,
in generationem et generationem anni tui.
Initio tu, Domine, terram fundasti,
et opera manuum tuarum sunt caeli.
Ipsi peribunt, tu autem permanes;
et omnes sicut vestimentum veterascent.
Et sicut opertorium mutabis eos, et mutabuntur;
tu autem idem ipse es, et anni tui non deficient.
Filii servorum tuorum habitabunt;
et semen eorum in saeculum dirigetur.
Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio, et nunc et semper,
et in saecula saeculorum. Amen.
O Heere! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.
Verberg Uw aangezicht niet voor mij,
neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid;
ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.
Want mijn dagen zijn vergaan als rook,
en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.
Mijn hart is geslagen en verdord als gras,
zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.
Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden,
ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.
Mijn vijanden smaden mij al den dag;
die tegen mij razen, zweren bij mij.
Want ik eet as als brood,
en vermeng mijn drank met tranen.
Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn;
want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.
Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw,
en ik verdor als gras.
Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid,
en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion,
want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen,
en hebben medelijden met haar gruis.
Dan zullen de heidenen den Naam des Heeren vrezen,
en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.
Als de Heere Sion zal opgebouwd hebben,
in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,
Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is,
en niet versmaad hebben hunlieder gebed;
Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht;
en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heere loven;
Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien;
dat de Heere uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;
Om het zuchten der gevangenen te horen,
om los te maken de kinderen des doods;
Opdat men den Naam des Heeren vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;
Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden,
ook de koninkrijken, om den Heere te dienen.
Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt;
mijn dagen heeft Hij verkort.
Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen;
Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.
Gij hebt voormaals de aarde gegrond,
en de hemelen zijn het werk Uwer handen;
Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven;
en zij alle zullen als een kleed verouden;
Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.
Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.
De kinderen Uwer knechten zullen wonen,
en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.
Glorie aan de Vader, en aan de Zoon, en aan de Heilige Geest.
Zoals het was in den beginne, en nu,
en tot in alle eeuwigheid! Amen.
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.