Klik rechts van de stip in de navigatiebalk hierboven muziek aan / uit

Kazn' Sten'ki Razina, Op. 119

.

Tekst: Yevgeny Yevtushenko

Solisten en mannenkoor:
Kak po stol’noy Moskvye belokamennoy
vor po ulitse bezhit s bulkoy makovoy.
nye strashit yevo sevodnya samosud.
nye do bulok. Sten’ku Razina vezut!
Tsar’ butılochku mal’vazii vıdaivayet
pered zerkalom sveyskim prıshch vıdavlivayet
primeryayet novıy persten’-izumrud –
I na ploshchad’ - Sten’ku Razina vezut!
Kak za bochkoy bokastoy bochonochek,
za boyarıney katit boyarchonochek.
Ledenets zubyonki veselo grızut.
nınche prazdnik! Sten’ku Razina vezut!
Pryot kupets, treshcha s gorokha.
Mchatsya vskach’ dva skomorokha,
semenit yarızhka-plut …
Sten’ku Razina vezut!
V strup’yakh vsye, yedva zhivıye,
startsı s verviyem na vıye,
shto-to shamkaya, polzut …
Sten’ku Razina vezut!

 

Vrouwenkoor:
I sramnıye dyevki tozhe
pod khmel’kom vskochiv s rogozhi,
ogurtsom namazav rozhi,
shparyat rıs’yu – v lyazhkakh zud.

 

Voltallig koor:
Sten’ku Razina vezut!
I pod vizg streletskikh zhon,
pod plevki so vsekh storon,
na raskhristannoy telegye
plıl v rubakhye beloy on.

 

Solisten en koor:
On molchal. nye utiralsya,
ves’ oplyovannıy tolpoy;
tol’ko gor’ko usmekhalsya,
usmekhalsya nad soboy.
“Sten’ka, Sten’ka, tı kak vetka
poteryavshaya listvu.
Kak v Moskvu khotel tı v”yekhat’!
Vot i v”yekhal tı v Moskvu …
Ladno, plyuytye, plyuytye, plyuytye.
Vsyo zhe radost’ zadarma.
Vı vsegda plyuyotye, lyudi,
v tekh kto khochet vam dobra.
D’yak mnye bil s ottyazhko v zubı,
prigovarival, retiv:
“Suprotiv naroda vzdumal?!
Budyesh’ znat’ kak suprotiv!!”
Ya derzhalsya. Glaz nye pryatal.
Krov’yu kharkal ya v otvyet:
“Suprotiv boyarstva – pravda!
Suprotiv naroda – nyet! nyet!”
Ot sebya nye otrekayus’,
vıbral sam sebye udyel.
Pered vami, lyudi, kayus’,
no nye v tom, shto d’yak khotel.
Golova moya povinna,
vizhu sam, sebya kaznya:
Ya bıl protiv polovinno,
nado bılo do kontsa.
nyet, nyet tyem ya, lyudi, greshen
shto boyar na bashnyakh veshal.
Greshen ya v glazakh moikh
tyem, shto malo veshal ikh.
Greshen tyem, shto v mirye zlobstva
bıl ya dobrıy ostolop.
Greshen tyem, shto vrag kholopstva,
sam ya malost’ bıl kholop.
Greshen tyem, shto drat’sya dumal,
za khoroshevo tsarya.
nyet tsarey khoroshikh! Duren’!
Sten’ka! Gibnyesh’ tı zazrya!

 

Koor:
nad Moskvoy kolokola gudut.
K myestu Lobnomu Sten’ku vezut.
Pered Sten’koy, na vetru poloshcha,
b’yotsya kozhanıy perednik palacha.
A v rukakh u palacha nad tolpoy
goluboy topor, kak Volga, goluboy.
I plıvut, serebryas’, po toporu
strugi, strugi, budto chayki poutru.

 

Solisten en koor:
I skvoz’ rıla, ryashki, khari
tseloval’nikov, menyal,
slovno bliki sredi khmari,
Sten’ka litsa uvidal.
Bıli v litsakh dal’ i vıs’,
i v glazakh ugryumo-vol’nıkh,
slovno v taynikh malıkh Volgakh,
strugi Sten’kinı neslis’.
Stoit vsyo sterpet’ besslyozno,
bıt’ na dıbye, kolesye,
yesli rano ili pozdno
prorastayut litsa grozno
u bezlikikh na litsye.
I spokoyno – ne zazrya on, vidno, zhil –
Sten’ka golovu na plakhu polozhil,
Podborodok v kray izrublennıy upyor
i zatılkom prikazal: - “Davay, topor …”

 

 

Koor:
Pokatilas’ golova, v krovi gorya,
pokhripyela golova: - “nye zazrya!”
I uzhye po toporu nye strugi – struyki, struyki …
Shto, narod, stoish’, nye prazdnuya?
Shapki v nyebo i plyashi!
no zastıla ploshchad’ Krasnaya,
chut’ kolısha berdıshi,
smolkli dazhe skomorokhi.
Sredi myortvoy tishinı
pereskakivali blokhi
s armyakov na shushunı.
Ploshchad’ shto-to ponyala,
ploshchad’ shapki snyala,
i udarili tri raza,
klokocha, kolokola.
A ot krovi i chuba tyazhela,
golova yesho vorochalas’, zhila.
S myesta Lobnovo, podmoklovo,
tuda gdye golıt’ba,
vzglzadı pis’mami podmyotnımi
shvıryala golova.
Suyetyas’, drozhashchiy popik podletyel.
Vyeki Sten’kinı zakrıt’ on khotel,
no napruzhivshis’, po-zver’ski strashnı,
ottolknuli yevo ruku zrachki.
na tsarye ot etikh chortovıkh glaz
zyabko shapka Monomakha zatryaslas’.
I zhestoko, nye skrıvaya torzhestva,
nad tsaryom zakhokhotala golova.

 



De executie van Stepan Razin

.

.


In het wit ommuurde Moskou loopt een dief
door de straat met een papaverzaadbrood.
Vandaag vreest hij de wet van de massa niet.
Wat doen broden ertoe? Ze brengen Stenka Razin op!
De tsaar nipt van een flesje malvezij,
knijpt een puistje uit voor een Zweedse spiegel
en past een nieuwe smaragdring -
terwijl op het plein ... Ze brengen Stenka Razin op!
Als een klein vat dat achter een dikwandig vat aankomt,
tuimelt het kleine zoontje van de Bojaar achter
zijn moeder aan.
Zijn tandjes knarsen op een snoepje.
Vandaag is het een vrije dag. Ze brengen Stenka Razin op!
Een koopman passeert, dik door  het eten van erwten.
Een paar harlekijns snellen voorbij in galop,
Een dronken schurk waggelt langs ...
Ze brengen Stenka Razin op!
Onder de korsten en nauwelijks in leven,
mompelen oude mannen met een touw rond
de hals iets terwijl ze voorbij kruipen ...
Ze brengen Stenka Razin op!

 

En ook schaamteloze meiden
springen half dronken van hun beddestro,
hun gezichten bevuild met komkommer,
en gaan er met jeukende dijen op een drafje vandoor.

 

 

Ze brengen Stenka Razin op!
En onder luid gegil van de soldatenvrouwen,
dat van alle kanten weerklinkt,
gaat hij voorbij in een haveloze kar,
gekleed in een wit hemd.

 

 

Hij was stil. Hij had niets van het spuug
van de menigte weggeveegd;
hij grijnsde alleen bitter,
grijnsde om zichzelf.
'Stenka, Stenka, je bent als een tak
die zijn bladeren heeft verloren.
Wat wilde je graag Moskou binnen rijden!
En nu ben je Moskou ingereden ...
Goed dan, spuug maar, spuug maar, spuug.
Jullie vreugde is voor niets.
Jullie spugen altijd, beste mensen,
op degenen die jullie het goede wensen. '
De griffier sloeg me nu en dan op m’n bek
en sprak met ijverige tong:
"Dus je dacht tegen het volk in te gaan ?!
Je zal weten wat het betekent om ertegen in te gaan! '
Ik weerstond hem – met opgeheven hoofd.
Ik spoog bloed als antwoord:
'Tegen de Bojaren - dat is waar!
Tegen het volk - nee nee! '
Ik ontken niets,
ik heb mijn eigen lot gekozen.
Voor u, goede mensen, berouw ik,
maar niet voor wat de griffier wilde.
Mijn kop heeft schuld, ik begrijp het,
dat ik terechtgesteld word:
Ik ging niet ver genoeg
toen ik tot het uiterste had moeten gaan.
Nee, beste mensen, het is niet dat ik een zondaar ben
omdat ik Bojaren aan de torens heb gehangen.
In mijn eigen ogen heb ik gezondigd
dat ik er te weinig heb opgehangen.
Ik heb gezondigd door een goedmoedige dwaas te zijn
in een wereld van kwaadaardigheid.
Ik zondigde omdat ik, als vijand van slavernij,
zelf te veel slaaf was.
Ik zondigde omdat ik dacht te strijden
voor een goede tsaar.
Er zijn geen goede tsaren! Jij idioot!
Stenka! Je zult tevergeefs sterven!

 

 

De klokken dreunen boven Moskou.
Zij begeleiden Stenka naar de plaats van executie.
Vóór Stenka wappert het leren schort van de beul
in de wind.
Boven de menigte houdt de beul zijn
hemelsblauwe bijl omhoog, zo blauw als de Wolga.
En boten varen  zilverachtig weerspiegeld
op de bijl voorbij als zeemeeuwen in de ochtend.

 

 

En door rijen neuzen, lelijke smoelwerken en
tronies
van belastinginners en geldwisselaars,
zag Stenka gezichten
als flitsen in een werveling van mist.
Er was verwijdering en verval in die gezichten,
en in de mistroostige ogen van vrije mannen,
als op geheime zijriviertjes van de Wolga,
voer de boot van Stenka voorbij.
Het is het waard om alles te dragen zonder tranen,
op de pijnbank, aan het rad,
als vroeg of laat gezichten dreigend zullen spruiten
uit degenen die geen gezichten hebben.
En rustig, – blijkbaar had hij niet voor niets geleefd –
legde Stenka zijn hoofd op het blok
en rustte zijn kin op de gescheurde rand,
en met de achterkant van zijn nek gaf hij het
bevel: "Laat de bijl vallen ..."

 

 

Het hoofd rolde, brandend in bloed,
uitroepend met schorre stem: "niet voor niets!"
Er zeilden geen boten meer over de bijl,
alleen stroompjes,
beekjes ...
Waarom staan jullie daar niet blij te zijn,
jullie mensen?
Hoeden in de lucht en dansen.
Maar het Rode Plein stond onbeweeglijk,
de bijlstelen zwaaiden nauwelijks,
zelfs de harlekijnen hielden zich stil.
Te midden van de doodse stilste sprongen
de vlooien van boerenbuizen naar damesjassen.
Het plein had iets begrepen,
het plein heeft hun hoeden afgezet,
en ze sloegen de klokken drie keer omdat ze ziedend waren.
Maar zwaar van het bloed en zijn Kozakken haar,
stuiterde het hoofd levendig in het rond.
Vanaf de plaats van executie, helemaal bloed doordrenkt,
werpt het hoofd blikken als anonieme letters
naar de plek waar de armen stonden.
Een bevende priester kwam in fladderende kleding aangesneld.
Hij wilde Stenka's oogleden sluiten,
maar totaal gespannen en zo afschrikwekkend als
enig wild beest, duwden de oogbollen zijn hand weg.
En door die duivelse ogen huiverde de Kroon van Monomakh,
de kroon van de tsaar, van de kou.
En boosaardig, zonder zijn triomf te verbergen,
begon het hoofd te schaterlachen naar de tsaar.