O, spoy zhe tu pesnyu, rodnaya,
Chto pela tï v prezhnie dni,
V te dni, kak rebyonkom bïla ya.
Tï pesenku vdrug zapevala,
I ya na kolenyakh tvoikh
Pod zvuki toy pesni dremala.
Tï pela, tomima toskoyu;
Iz temnïkh, zadumchivïkh glaz
Katilas’ sleza za slezoyu…
Protyazhno i grustno tï pela…
Lyubila napev ya prostoy,
Khot’ slov ya ponyat’ ne umela…
O, spoy zhe tu pesnyu, rodnaya,
Kak pela eyo v starinu;
Davno eyo smysl ponyla ya!
I pust’ pod znakomïe zvuki,
Ubitaya gorem, zasnu
Ya snom, chto vrachuet vse muki.
O, zing dat liedje, mijn lieve,
dat je zong
toen ik een kind was.
Plotseling begon je soms te zingen,
en dan ging ik op je schoot zitten
en dommelde weg bij het horen van je stem.
Je zong als je verdrietig was;
uit je donkere, peinzende ogen
rolde traan na traan ...
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.