Rastvoril ya okno, –
stalo dushno nevmoch, –
Opustilsya pred nim na koleni,
I v litso mne pakhnula vesennyaya noch
Blagovonnym dykhanyem sireni.
A vdali gde –
to chudno zapel solovey;
Ya vnimal yemu s grustyu glubokoy…
I s toskoyu o rodine vspomnil svoyey;
Ob otchizne ya vspomnil dalekoy, –
Gde rodnoy solovey pesn rodnuyu poyot
I, ne znaya zemnykh ogorcheniy,
Zalivayetsya tseluyu noch naprolyot
Nad dushistoyu vetkoy sireni…
Ik opende het raam, –
het was ondraaglijk benauwd geworden, –
en zonk ervoor op mijn knieën,
en op mijn gezicht blies de lentenacht
de geurige adem van seringen.
Ergens in de verte –
een nachtegaal sloeg aan het zingen,
ik luisterde in diep verdriet ...
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.