Zakatilos’ solntse, zaigrali kraski Lyogkoy
pozolotoy v sineve nebes…
V obayan nochi sladostrastnoy laski
Tikho chto‐to shepchet zadremavshiy les…
I v dushe trevozhnoy umolkayut muki
I dïshat vsey grud’yu v etu noch legko…
Nochi divnoy teni, nochi divnoy zvuki
Nas s toboy unosyat, drug moy, daleko.
Vsya obyata negoy etoy nochi strastnoy,
Tï ko mne sklonilas na plecho glavoy…
Ya bezumno schastliv, o, moy drug prekrasnïy,
Beskonechno schastliv v etu noch s toboy!
De zon is ondergegaan, zijn kleuren vervagen
tot een licht verguldsel aan de blauwe hemel ...
In de betovering van de wulpse streling van de nacht
fluisteren de slaperige bossen zachtjes ...
En in een onrustige ziel komen wroegingen tot bedaren,
en iedereen ademt geriefelijk deze nacht …
De tinten van een glorieuze nacht, de geluiden van een glorieuze nacht
voeren jou en mij, mijn lieve, ver, ver weg.
[ . . . ]
De volledige tekst kunt u per email opvragen.
Klik hier voor de voorwaarden.